„Die Fledermaus“ is satire op hoog niveau. In de nieuwe productie van de Nationale Reisopera lijkt dat de balngrijkste boodschap
Trouw, 29.11.2004
Een gemaskerd bal, een gravin en een kamermeisje, een echtgenoot en een minnaar : zie daar de ingredienten voor een dokomisch theater van de lach, verpakt in rondzwierende baljurken.
Maar achter het masker van Weense walsen, polka´s en andere meezingers, waardoor „Die Fledermaus“ van Johann Strauss jr. bekend is geworden bij het grote publiek, gaat een aanval op de dubbele moraal van de Weense maatschappij van de negentiende eeuw schuil. Het gaat te ver om het meesterwerk van de walsenkoning uit 1874 als een politiek pamflet te beschouwen, maar Strauss belichtte wel de pompeuze onwaarachtigheid waar de Weense burgerij zijn kleingeestigheid achter verborg.
Vrijwel alle personages in het stuk hebben geheime bedoelingen. De gravin zingt „ach en wee“ als haar man een paar dagen naar de gevangenis moet, maar in de kast staat haar minnaar al klaar om zijn plek aan tafel en in bed in te nehmen. En de graaf gaat niet linea directa naar de gevangenis maar eerst naar een groot bal wwaar hij een van de vrouwen hoopt te versieren. De man die hem daarheen brengt, lijkt een vriendendienst te verrichten, maar laat hem in de val lopen. Want de graaf versiert zijn vermomde echtgenote. En het dienstmeisje vraagt vrij voor haar zieke tante, maar verschijnt gekleed in de bontjas van de gravin ook op het bal. Aan het einde komt alles uit. En het is de vraag of de graaf en gravin na dit alles met elkaar en zichzelf in het reine zullen kommen.
De Nationale Reisopera koos als regisseur voor zijn Fledermaus-productie de Duitser Robert Lehmeier, die bekend staat om zijn politiek getinte werk. Hij regisseerde de opera „Angela – eine Nationaloper“ over de CDA-politica Angela Merkel. Ook regisseerde hij onlangs „Friendly Fire“ over een Amerikaanse soldaat die uit Irak terugkeert.
Lehmeier greep de kans om de aanval in te zetten op de dubbele moraal met beide handen aan. Zijn belangrijkste wapen wsa natuurlijk Frosch, de gevangenbedwaarder, die normaal pas in het derde bedrijf een rol van betekenis krijgt. Oorsprongenkelijk was die een gesproken rolletje van niks, maar in de loop der jaren werd het personage meer en meer gebruikt om de actuele maatschappelijke of politieke situatie aan de kaak te stellen, in de taal van het publiek. Dubbele moraal is imers van alle tijden.
Bij Lehmeier is Frosch – de naam zegt het al – een kikker. Met bolle kikkerogen, een groene huid en zwemvliezen zit acteur Frans van Deursen aan het begin van de voorstelling in een doos. Van Deursen, die in het verkeerde toneelstuk bezorgd lijkt te zijn, banjert in het eerste en derde bedrijf voortdurend door de voorstelling heen, terwijl hij het gekonkel met verbazing en toenemende ergernis in het Nederlands becommentarieert. In het derde bedrijf, waarin Frosch van oudsher als gevangenbewaarder een hoofdrol opeist, ontpopt hij zich pas echt als moraalkikker. Zijn commentaar „Ze dansen op de vulkaan terwijl de wereld in brand staat“ lijkt te verwijzen naar de woelige tijden die Nederland nu doormaakt. Als hij even later met een pistool in het rond gaat schieten, hoeft daar geen twijfel meer over te bestaan.
Lehmeier bedacht nog een opmerkelijke toevoeging. Tijdens het bal, terwijl de gasten steeds dronkener raken, klinkt daar opeens het „Adagietto“ uit Mahlers vijfde symfonie. Deze ode aan de liefde zet de maskerade stil, en een lijkbleke Valerie Valentine verbeeldt dansend de teloorgang van het goede en het ware.
Met deze toevoegingen maakt Lehmeier een interessante „Fledermaus“ (…)
Lehmeier heeft ook de beschikking over goed acterende zangers. Hege Gustava Tjonn steelt vanaf het begin als kamermeisje Adele de show. Brigitte Jäger als gravin Rosalinde ziet er in haar ordinaire mantelpakje uit alsof ze met haar P.C: Hooft-tractor uir winkelen is geweest.
Ook muzikaal is de voorstelling goe bezet, met bariton Michael Kraus als een overtuigende Gabriel von Eisenstein, Jäger als zijn vrouw en bovenal Tjonn als kamermeisje. Het Orkest van het Oosten walste onder leiding van Andreas Stoehr lustig op los en deed het publiek tijdens Mahlers Adagietto zelfs de moelijke akoestiek van het zaal vergeten. Alleen het Koor van de Nationale Reisopera hield zich in het begin wat moeizaam staande.